'Le style c’est l’homme même'

home  

about

"De stijl is de manier waarop de mens zich staande houdt of zich opricht in zichzelf." Paul Audi verbindt stijl met gedrag en taal die de altijd expressieve wijze is waarop we ons in onszelf oprichten en een kracht of karakter veronderstelt dat 'niet samenvalt met een ik' omdat er 'in het diepst van de subjectiviteit geen ik is, maar een bijzonder samengesteld geheel, een idiosyncrasie, een geheime code (...) een Willen dat dobbelt." 1

In het werk van Mooibroek vindt een spel plaats waartoe je uitgenodigd wordt. Er gebeurt iets dat het midden houdt tussen een feitelijke gebeurtenis en een poëtisch denkbeeld. Het werk nodigt je uit om mee te doen aan een permanent vertaal- en interpretatiespel. Mooibroek zegt dat ze in haar werk op zoek is naar een gecomprimeerde beeldtaal. Complexiteit wordt zichtbaar door reductie en weglating.
Taal als spel waar iedereen aan meedoet, is handelen in de werkelijkheid en is niet slechts een afbeelding van de werkelijkheid. Kenmerkend voor taal als spel is het heen en weer bewegen tussen verschillende spelpraktijken, waarbij elke praktijk zijn eigen regels genereert. 2

Zelf zegt ze dat ze eigenlijk altijd al een vertaalster was die leeft tussen verschillende talen. In eerste instantie houdt ze zich op in de ruimte tussen haar moeders- en haar vaderstaal. Ze zegt hierover zelf het volgende:
"Ik bevond me tussen het Zürcher dialect van de woonplaats, het Berner dialect van de moeder en de zelfgeknutselde 'vaderstussentaal': een afwijkend Duits, zodat iedereen meteen kon horen dat hij geen Duitser was. De buren spraken Italiaans, Spaans en Oostenrijks. De vakanties werden 'in het Nederlands' doorgebracht." In 2006 zei ze in een onderling gesprek, dat de taal is als een jas die je aan en uit kunt trekken. Door je in een andere taal op te houden of erin te vertoeven, ben je nooit helemaal dezelfde, want je verwisselt virtueel en imaginair voortdurend van plaats, tijd en gedrag. Die tussenpositie en het altijd al in een overgang zijn, zie je ook letterlijk terug in haar werk. De gelijktijdige aanwezigheid van verschillende contexten van tijd, plaats en taal is niet louter iets van onze huidige globale samenleving, maar bestond eigenlijk altijd al. Nabije dorpen en streken hebben al sinds mensenheugenis verschillen in cultuur en dialect gekend. Altijd al behoort het verschillend zijn tot de menselijke conditie van het samenleven. In een van haar vroegste videowerken 'hoe deze genodigden praten-wi die gescht reded’ uit 1996 volgt de camera vijf oudere mannen uit Emmental die garnalen eten terwijl ze in dialect met elkaar praten. De ober, een niet sprekende jongeman, serveert hen een exotische maaltijd. We zien hen spreken en eten. Dat wat exotisch proeft en exotisch klinkt, ontmoet elkaar in de etende en sprekende monden van de genodigden. De simultane aanwezigheid van de Nederlands taal (de film wordt in het Nederlands aangekondigd), de Zwitserse dialectwoorden (die we zien en horen) en de Engelse vertaling die we lezen, getuigen van een antropologische aandacht voor de ontmoeting van verschillende culturele en talige nuances die bijna in elke dagelijkse situatie verschijnen.

In een totaal 'ander' werk, 'Sprich, Spreek, Speak', een video installatie uit 2004, gaat het oog van de camera een voetgangerstunnel in en uit, ademt in en uit samen met het vraag-en-antwoord spel van de kunstenares, die een in het Duits uitgesproken tekst over toekomstige, utopische architectuur voordraagt. Voorwaarts is een vraag en achterwaarts is een antwoord. Simultaan zie je dit beeld, hoor je de uitgesproken tekst en lees je de Engelse vertaling ervan. De Engelse zinnen worden samen met het beeld getoond en zijn niet dienstbaar aan het beeld, maar maken een intrinsiek onderdeel uit van de werking van dit uiterst gecomprimeerde werkje.
In deze installatie word je als kijker deel van het werk, je schaduwen vallen (letterlijk) op het projectievlak en maken zo deel uit van het getoonde beeld.
Deze installatie zoomt in op een onvoorstelbare toekomst, een 'u-topie', een 'nergens-land', een plek die nog niet bestaat. Wat zijn de menselijke condities van dit nog niet aanwezige, die 'andere', onbenoembare werkelijkheid, die vreemd en 'unheimlich' is? Kristeva gebruikt Freuds semantische analyse van het woord ‘unheimlich’ om de werking en aanwezigheid van het vreemde in onze 'eigen' vertrouwde omgeving te laten zien.
"Zo veranderen in het woord heimlich zelf het eigene en het vertrouwde in hun tegendeel en krijgen ze de tegenovergestelde betekenis 'verontrustende vreemdheid', die in unheimlich zit. (...) Vreemd ja, de ontmoeting met de ander - die we met onze ogen, onze oren en onze reuk waarnemen, maar die we niet met ons bewustzijn kunnen 'omlijnen'. De ander maakt ons afgescheiden, onsamenhangend; sterker nog, hij kan ons het gevoel geven dat we geen contact hebben met onze eigen gevoelens, dat we ofwel die gevoelens, ofwel onze beoordeling ervan afwijzen - het gevoel 'stom', 'beetgenomen' te zijn." 3

In een aantal andere werken komt het politieke en sociale 'andere' in talige realiteiten naar voren. In het werk 'A t/m O', een video installatie uit 2001, worden voorbijgangers van het Friese dorpje Beetsterzwaag geconfronteerd met termen uit het asielbeleid van het ministerie van justitie. Beetsterzwaag, de plaats waar Marianne Vaatstra in 1999 werd vermoord en waar een asielzoeker als eerste verdacht werd van de moord, was in 2001 een goede barometer voor politieke gevoeligheden ten aanzien van het Nederlandse asielbeleid. De vervreemding die plaatsvindt als dergelijke termen infiltreren in onze dagelijkse taal wordt op subtiele wijze zichtbaar en hoorbaar. Hoorbaar doordat de termen eerst hardop uitgesproken worden in een merkwaardig soort Nederlands door onzichtbare Amsterdamse asielzoekers en zichtbaar doordat je Friese Nederlanders ziet en hoort uitleggen wat de termen volgens hen zouden kunnen betekenen. Mooibroek kiest ervoor om dit feitelijk en neutraal te tonen. Een afstand die niet louter afstandelijkheid zoekt, maar uit is op een volwassen communicatie met een mondig publiek.
"Als maker probeer ik altijd feiten, mensen of teksten te tonen met zo min mogelijk manipulatief gebruik van het medium. Dat komt voort uit een overtuiging. Ik wil mijn kijkers serieus nemen en niet aan het handje nemen of hun mijn mening opleggen."
Ze toont, om met Wittgenstein te spreken, slechts de spiegel, waarin de kijker zijn eigen gedachten en ervaringen kan activeren en manifest maken. 4
In haar film 'Bye Patrick, bye!' (2005) worden feitelijke sociale complexiteiten en tegenstellingen op verschillende manieren in kaart gebracht. Enerzijds is deze film een documentair verslag van een feitelijke stand van zaken, anderzijds is er sprake van een spel met talige en beeldende elementen uit dit verhaal.
In een recent interview in 'Desmet Live' zegt Mooibroek dat ze op een gegeven moment in het huis van haar moeder Patrick W. (een Pakistaanse asielzoeker) als de vriend van haar moeder tegenkomt. In de dagelijkse omgeving in haar moeders huis ziet ze aan kleine dingen dat deze man een 'Fremdkörper' is in deze setting. Hier mist hij, maar missen ook wij, zijn natuurlijke referentiekader en wordt hij gezien en ervaren als een vreemd lichaam dat niet past. “Ook ik kan hem niet goed plaatsen. Ik weet alleen datgene over hem wat hij mij zelf vertelt,“ zegt Mooibroek in ons gesprek vorig jaar. Zich op een plek samen in een wereld bevinden betekent niet dat we gemeenschappelijke referentiekaders hebben. Integendeel, we weten niet welke referentiekaders de ander heeft. De film toont botsende en divergerende taalspelen die door verschillende morele en juridische regels geregeerd worden. In de film is er nergens sprake van dramatische dialogen en gesprekken. Je ziet en hoort hoe de individuën hardop hun rondzoemende gedachten uitspreken in een steeds wisselend landschap. Als kijker word ik aan het werk gezet om deze wisselende en naast elkaar staande, vaak conflicterende uitingen een plek te geven. De uitingen zijn vaak monologen in korte zinnetjes die zelden uit zijn op een verstandhouding. De korte dialogen tussen de 'acteurs' of deelnemers in de film laten vaak een onderlinge afstand en onbereikbaarheid zien. Wat weten wij mensen eigenlijk van elkaar? Wat zegt de voorkeur voor Lipton Tea ons? Welke informatie ligt er in de afkeurende bevreemding van een Zwitserse vrouw over deze voorkeur? Het zijn kleine ergernissen die rondzoemen en waarvan we onderdelen en fragmenten horen. De mensen die we zien, lijken opgesloten in hun eigen wereldje waar ze zo nu en dan alleen maar berichten als geruchten van anderen vernemen. Het is alsof de film van Mooibroek het luchtruim doorkruist boven Italië en Zwitserland en daar in de hoofden van mensen probeert te kijken. De film laat ons het gezoem in de hoofden zien en horen.
"People are sealed hives full of bees that both attract other bees and keep them off." 5

Patrick wordt in deze film en waarschijnlijk ook in het echt ervaren als een 'Fremdkörper'. Een 'vreemd lichaam' dat niet past in de geldende referentiekaders van de Zwitserse mores en wetgeving. Hoewel deze conclusie bijna onvermijdelijk lijkt (ongeacht de overtuiging van de eventuele kijker) wordt dit nergens in de film uitgesproken. De politieke realiteit is er een van verschillende rechtsnormen, waarin de vluchtelingen en asielzoekers eerder tot de rechtelozen horen. Giorgio Agamben noemt ze 'hominis sacri', de heilige mensen die uit de samenleving zijn verbannen. 6

Mooibroek onderscheidt zich als kunstenaar en filmer niet alleen door haar werken, of door haar beeldende stijl(en), maar vooral ook door haar weloverwogen aandacht en constante experimenten met beeldende en filmische middelen. Het kunst 'maken' is bij haar eerder kunst 'doen'. Die procesmatige en performatieve opvatting van werken heeft alles te maken met de inhoud van haar werk en staat er niet los van. Haar onderzoek ondervraagt altijd de traditionele noties van 'werk', 'auteur', 'acteur' en 'toeschouwer'.

Riet Schennink, oktober 2007

 

1 Ludwig Wittgenstein, Losse opmerkingen Amsterdam De Balie 1992, p.125 Paul Audi geeft zijn uitleg en commentaar op de zin "Le style c’est l’homme même" in "Superioriteit van de ethiek Van Schopenhauer tot Wittgenstein" Amsterdam 2004, p.205.
Dobbelen of gokken refereert wellicht hier ook aan Einsteins uitspraak: "God dobbelt niet", maar ook aan het Willen in Schopenhauers werk "Die Welt als Wille und Vorstellung". Dit willen is geen persoonlijk bewust willen maar is meer de drijvende en dwingende kracht die ik in mijn leven ervaar, maar waar ik niet de baas over ben. Je zou het ook levensinstinct kunnen noemen. Ik zie in dit Willen ook op een bepaalde manier het onbewuste of het "Es" van Freud terug.

2 Ik refereer hier aan het spelbegrip bij Gadamer en Wittgenstein. Bij Gadamer is het een spel van verstaan. De zijnswijze van het spel is primair en het bewustzijn van de spelers is secundair. Het spel voltrekt zich zonder dat de spelers er zich van bewust zijn. Het spel zelf is het subject van het spelen. Het doel van het spel is het spelen zelf, geen doel buiten om, en is gericht op herhaling van zichzelf. Het spel is zelfuitbeelding, gericht op de toeschouwer. Wanneer het spel tot schouwspel wordt, betreden we het terrein van de kunst. Het spelbegrip van Wittgenstein kent heel andere vooronderstellingen dan Gadamer en legt meer de nadruk op het bestaan van verschillende taalspelen met eigen regels.

3Julia Kristeva De vreemdeling in onszelf Amsterdam 1991, p.192 en p.197

4 Ludwig Wittgenstein, Culture and Value, Oxford 1980, p.18: "I ought to be no more than a mirror, in which my reader can see his own thinking with all its deformations so that, helped in this way, he can put it right."

5 Nussbaum, Martha Craven, The Window: Knowledge of Other Minds in Virginia Woolf's To The Lighthouse - New Literary History - Volume 26, Number 4, Autumn 1995, pp. 731-753. Nussbaum doet deze constatering aan de hand van het volgende fragment "En ze had zich afgevraagd hoe je dan iets over mensen te weten kon komen als ze zo verzegeld waren. Slechts als een bij, die aangetrokken wordt door iets zoets of prikkelends in de lucht, dat ontastbaar is voor gevoel of smaak, bezocht je de koepelvormige korf: alleen doorkruiste je het lege luchtruim boven de landen van de wereld en bezocht dan de korven met hun gezoem en hun bedrijvigheid; die korven die mensen waren." V.Woolf, Naar de vuurtoren, Amsterdam 1990, p.66.

6 Agamben, Giorgio, Homo Sacer: Sovereign Power and Bare Life. Stanford University Press, Stanford, 1998; Homo sacer: Il potere sovrano e la nuda vita, Giulio Einuadi, 1995.